“Wij zijn zelf ook niet zo goed in Nederlands,”verontschuldigde alweer een Brabantse ouder zich.

Ik was docent Nederlands in Boxmeer en voerde mijn eerste oudergesprekken. “O ja? Ik vind dat u dit gesprek prima voert hoor,” antwoordde ik.

Huh? – vragende blikken alom.

Want, wat heeft het voeren van een gesprek in hemelsnaam met Nederlands te maken?

Goed. Op zulke momenten speelt er een zielig liedje in mijn hart (Seigfried van Frank Ocean bij voorkeur). Want, dat gesprek, van mens tot mens, heeft echt alles met Nederlands te maken.

Taal wordt in een trechter gepropt. Een trechter in de nauwe vorm van het schoolvak “Nederlands”. Het resultaat: een foie gras van spelling en grammatica. Och, wat woordenschat on the side. Zakelijk schrijven, voor de toekomstige arbeider. Begrijpend lezen, niet te vergeten. En, bof jij even, “lezen voor de lijst” (absoluut niet te verwarren met “lezen voor plezier, identificatie of deuren naar andere werelden”). Al die onderdelen worden vervolgens niet verenigd met andere schoolvakken, zodat je het grotere plaatje van wat Nederlands omvat niet ziet, omdat het je nooit wordt getoond.

En met dat hoopje vakonderdelen denken we het taalniveau te kunnen meten. Het idee wordt geschept dat “goed zijn in taal” betekent dat je correct schrijft en veel moeilijke woorden kent. Samenhang en zingeving blijven buiten beeld, waardoor het voornaamste doel van taal lijkt te vervagen. En dat is: communicatie. Oftewel: uiten en luisteren, om elkaar te kunnen begrijpen.

Mensen uiten zich in heul veul vormen (en die vele mogelijkheden tot zelfexpressie maakt onze diersoort – ondanks alles – behoorlijk geweldig). We uiten ons in eerste plaats in mimiek, beweging, geluiden, maar natuurlijk ook in tekenen, zingen, muziek maken, schilderen, sport, timmeren, broodbakken, wijnproeven, moshpitten…

Maar wanneer het gaat om communicatie, het overbrengen van een boodschap naar elkaar, kiezen we voor taal als hoofdzakelijke uiting. Dit is wellicht de handigste vorm, maar nog steeds een knap lastige vorm. Hoe komt dat zo? De menselijke beleving en waarneming is multidimensionaal, vol gevoelens, kleuren, geuren, smaken, temperaturen, geluiden, herinneringen, associaties… Best wel magisch. En woorden zijn nogal… Vlak. 2D. Beperkt. Tenminste, als ze geschreven staan. (Literatuur en poëzie natuurlijk daarbuiten gelaten, dat is een ander koekje.) Als we met elkaar praten geven we er wel dimensie aan, door er emotie, intonatie, frequentie, vibratie en verbeeldingskracht aan toe te voegen. Met een flinke portie *menselijke connectie*. Dat is taal. En het schrift is daarop gebaseerd.

Nogmaals: de geschreven taal baseert zich op de gesproken taal. Echt waar, de geschreven taal baseert zich op de gesproken taal. Spelling en grammatica bieden een model om dit schrift aan op te hangen ̶ om het te organiseren, zodat het een logische lijn heeft en we elkaar ook via het schrift kunnen begrijpen. Want logisch, dat is Nederlandse spelling en grammatica wel degelijk (plottwist). De vraag is alleen, wat we behalen en vooral missen door hier zo’n enorme focus op te leggen, in plaats van de focus te leggen op hoe je je het beste kunt uiten? Want, hoe breng je een gevoel of gedachte onder woorden, zodat een ander het begrijpt? Hoe voer je een gesprek? Hoe luister je? En hoe is dit alles relevant binnen jouw persoonlijke leertraject, gezondheid, levensvragen, relaties of carrière? De maatschappelijke impact van een dergelijke verschuiving in taalbeschouwing zou enorm kunnen zijn, op vele vlakken.

Sinds ik geen gefrustreerde docent Nederlands meer ben, maar copywriter, heb ik de ruimte om me precies daarmee bezig te houden: uitingen. Ik help bedrijven hun identiteit te uiten in woorden. Deze woorden schrijf ik in “goed Nederlands”, met correcte spelling en grammatica, maar vooral met begrip, dimensie, herkenning, beleving. Want goed Nederlands bewerkstelligt geen groene krullen of rode strepen. Goed Nederlands bewerkstelligt connectie. Van bedrijf tot klant. Van docent tot leerling. Van leerling tot ouder.

Van mens tot mens.